GTM – Alpen 2023 – Dag 10 t/m 15

200 km wandelen door de Alpen van Zuid Frankrijk. De weg ernaartoe, de wandeling, de mensen, de wanhoop, de angst, de euforie, de berghutten, de trots, de hitte, de zee én de speciale missie op de terugweg. Dit was weer een memorabele trip. In een aantal delen schrijf ik over deze wandeling. Dit is deel 3.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is Scherm%C2%ADafbeelding-2022-12-27-om-20.11.36.jpg

Dag 10

Vanmorgen waren we al vroeg wakker en we zagen de zon opkomen. Prachtig hoe de bergen in het meer reflecteerden. We hebben onze spullen gepakt, water getapt en ontbeten om 7u. Alle gasten van de refuge vertrokken ongeveer op dezelfde tijd. De twee Oostenrijkse mannen liepen een klein stukje onze route, maar namen uiteindelijk een andere afslag. Zij bleven in Italië en wij gingen weer richting Frankrijk. Het weer is nog steeds geweldig.

De wandeling van vandaag begon met een lichte afdaling van 2.388m naar zo’n 2.200m. Om daarna weer te klimmen. Met regelmaat zagen we gemsen wegschieten. Vlak voor een ruïne van een oude kazerne stond ik oog in oog met een gems. We hielden allebei in. Uiteindelijk ging ze (?) er vandoor. We klommen verder op weg naar de Col de Fremamorte (2.615m). Het klimmen gaat ons steeds beter af. Een bord bij de kazerne gaf aan dat het anderhalf uur zou zijn naar de top en dat was precies de tijd die wij erover deden! Opnieuw zagen we een gems vlak voor de top. Was het dezelfde? Op de top aangekomen hadden we aan beide kanten een prachtig uitzicht. We ontmoetten er twee Franse mannen. Zij wandelden een tweedaagse en vertelden dat zij die avond in dezelfde gîte sliepen.

Vanaf de top begon de lange afdaling. Niet lekker voor de knietjes, maar gelukkig zijn daar de wandelstokken. We daalden af van een helling met rotsen en keien. Hoe lager we kwamen, hoe groener het werd. Uiteindelijk kwamen we bij een bos. Met een iets zachtere ondergrond, maar nog steeds oppassen geblazen. Een gems zat een marmot achterna, heel leuk om te zien. Op het gravel gleed ik uit. Welja, nog een blauwe plek erbij kan best. Bij de Col de Salèse (2.035m) moesten we volgens de route het GR52 pad op. Dat bleek echter dicht vanwege gevaar. Goed opgevoed als we zijn, gaven we daar in eerste instantie gehoor aan. Dus dan maar een stukje over de geasfalteerde weg. Maar er is niets vervelenders dan lopen over een verharde weg, dus uiteindelijk schoten we toch maar weer het pad op. Dat pad bleek inderdaad aardig verwoest door storm Alex. En daardoor niet gemakkelijk. Uiteindelijk leidde het pad ons opnieuw naar de geasfalteerde weg.

Daar liepen we nog maar net op of er stopte een auto naast ons. De twee Franse mannen van eerder boden ons een lift aan naar de gîte. Er restte ons nog iets van een kilometer, maar toch fijn. Ons oorspronkelijke plan was om in de tuin van de gîte te kamperen, maar we gaven onszelf een upgrade naar een kamer. Die we deelden met John en Susan. Aardige mensen uit de UK. Het was sowieso een hele leuke gîte. Ik kreeg voor de verandering eens een spinazie lasagne bij het avondeten. Beter dan twee hompen kaas met aardappelpuree.

Vandaag was een lange dag, maar wel een goede. We hadden mooi weer, het klimmen ging goed en we zagen veel dieren. De volgende twee dagen zouden wat kortere dagen zijn. Gelukkig. We hadden er al 130 km op zitten!!


Dag 11

Vannacht hebben we best aardig geslapen. En we hadden bovendien een prima ontbijt. We waren al net na 7u op pad. Vol goede moed en volgens de instructies van het boekje het GR52 pad op. Ietwat vergeten dat er iets was met een door een storm verwoest pad. Om na zo’n 3 kwartier rechtsomkeert te maken vanwege datzelfde en nog steeds onbegaanbare pad. Ik heb lang geprobeerd op het pad te volgen, maar het was echt te gevaarlijk en ik kon Zuslief behoeden voor een linke oversteek. De verwoesting na die storm in 2020 was groot en het pad en de omgeving is nog niet hersteld.

We moesten dus terug naar ons startpunt en zijn via de weg een stuk verder alsnog op de originele route gekomen. Met wat vertraging, dat wel. De route leidde ons direct verticaal. We moesten klimmen naar Refuge de la Cougourde op zo’n 2.100m en even verder naar de Pas des Ladres op 2.448m hoogte. Na 6 km konden we een doorsteekje maken. Dat scheelde niet in hoogtemeters, maar wel een klein beetje in afstand.

Halverwege de klim zagen we allerlei dagjesmensen. Die bleken op weg naar het Lac de Trecolpas. Dat is een prachtig bergmeer op 2.160m hoogte. Met een klein eilandje in het meer waar je naar toe kunt waden. Wij klommen verder want we hadden nog even te gaan. Op driekwart van de klim stond daar een steenbok op zijn gemak te grazen. En daar kwamen we de Franse mannen van de uit de refuge weer tegen. Zij liepen hun tweede dag in tegengestelde richting.

Uiteindelijk bereikten we de pas. Yeah! Vlak na de top hoorden we ineens Belgisch praten. Dat bleken ook dagjesmensen die op bezoek waren bij familie en lekker aan het wandelen waren. We hebben op de top even gepauzeerd en startten vervolgens met de afdaling. Het bleek geen gemakkelijke afdaling, er lagen veel losse stenen en kiezels. Maar we hadden de tijd en we deden het op ons gemak. Tijdens de afdaling werden we bekeken door luie herkauwende gemzen die lekker lagen te zonnen op een rotsblok.

De lucht betrok en even was er een spat regen, maar niet voor lang. Na het oversteken van wat stroompjes en ook wat indrukwekkendere watervallen zagen we eindelijk de refuge. Die refuge is ook weer onderdeel van een heiligdom dat behoort tot het bisdom van Nice. Prachtige oude gebouwen. In de refuge was het ontzettend druk. Er waren veel Fransen, maar ook een hele groep Belgen. We zagen Naïs er weer terug en we ontmoetten hier ook 18-jarige Milou uit Amsterdam. De eerste landgenoot die we tijdens deze wandeling tegenkwamen. Milou was twee dagen eerder in haar up vertrokken uit Nederland en had er één wandeldag opzitten. Haar overnachtingen lagen vast en waren door een reisorganisatie geboekt. Tijdens het avondeten werd Milou ziek.

Mijn benen waren rusteloos en mijn voetjes konden wel een massage gebruiken, maar hee! Dit was dag 11. We hadden volgens de kaart nu zo’n 150 km door de Alpen gewandeld! We waren best wel trots op onszelf.


Dag 12

Deze ochtend zijn we al om 6u met Naïs opgestaan. Milou uit Amsterdam was gisteren tijdens het eten al misselijk. Dat was ze die ochtend nog steeds. En aangezien ze voor het eerst alleen reisde waren we best ongerust over haar. We hadden haar al gezegd dat ze als ze toch écht wilde lopen (wat wij niet verstandig vonden) ze dan maar met ons mee moest lopen. Wij zijn toch traag én ik had de Inreach voor als het echt mis zou gaan. Toen ze die ochtend nog steeds ziek was, heeft ze onze raad ter harte genomen. Ze ging niet lopen en zou in de refuge blijven. Balen voor haar, maar beter. En ook beter voor ons. We gingen dus vroeg op weg.

Het boekje schreef dat vandaag de technische moeilijkste dag zou zijn. Fransen in de refuge hadden tijdens het avondeten al gezegd dat handen en knieën nodig waren. Nou ja, we zouden het zien. Stap voor stap, dan komen we er wel. De klim van 1.910m naar 2.548m begon nog enigszins redelijk. Er lagen flinke keien in het gras en het ging redelijk steil omhoog met kleine haarspeldbochtjes.

We werden vanaf de refuge vergezeld door twee Zwitserse dames op leeftijd (of zijn wij dat inmiddels ook 🤣). Ze liepen afwisselend voor of achter ons. Al snel dienden de eerste technische obstakels zich aan. Van die doorgangetjes die niet met een grote stap te overbruggen zijn. Dus stokken boven leggen en op armkracht naar boven klimmen. Op een redelijk vlak stuk zagen we twee bokken. Een moeder met kind die vanaf een rots in de zon toekeken hoe wij naar boven zwoegden. Wat volgde was een heel lang stuk met grote blokken. Waarbij niet goed te zien was hoe de route liep. Maar een ding was wel zeker: we moesten naar boven. Het laatste stukje naar boven was gelukkig niet het moeilijkste.

Boven op de Pas du Mont Colomb stonden mensen, die afdaalden toen wij de pas naderden. Dat was maar goed ook, want de pas had misschien anderhalve meter ruimte om op te staan en elkaar te passeren. Lang daar blijven staan was onmogelijk. Na de pas ging het opnieuw steil naar beneden waarbij de stokken geen hulpmiddel waren, maar handen en armen wel. We borgen de stokken op in de zijvakken van de rugzak en moesten klauteren. Onder onze voet was de grond droog en kiezelig en dus was het oppassen geblazen om niet weg te glijden. De aan die kant naar boven komende mensen waarschuwden ons om voorzichtig af te dalen en dat hebben we ook echt gedaan. We werden ingehaald door de te luidruchtige groep Belgen uit de refuge. Ze floten op het noodfluitje om elkaar te signaleren. Wtf? Dat doe je toch niet!? Dat fluitje gebruik je alleen in nood!

We zagen een gems in de sneeuw relaxen en na heel veel blokken en bochtjes was daar de stuw en de refuge. We hebben bijna 7 uur over die paar kilometer gedaan. Boekje gaf aan 5:30 uur dus wij zijn niet eens ontevreden. Maar wauw. Wat een bizarre 5,7 km!! We waren op tijd in de refuge (13:45u) om er te kunnen douchen en te wassen. Lekker alles weer enigszins fris. De refuge was groot en opnieuw erg druk. Niet zo vreemd; hoe dichter we bij de Middellandse Zee komen hoe drukker het wordt met dagjes- en weekendmensen. Het eten was er prima. Ik kreeg bij het avondeten een rijstprutje met iets van linzenpuree.

Dit was dag 12. Volgens kenners was dit één van de moeilijkste etappes vanwege die steile klim en afdaling. Die hebben we toch maar mooi gedaan! Maar ik voelde mijn knieën erg en mijn enkels waren toch wat dikker dan gebruikelijk. Een klein beetje rustiger terrein zou zo fijn zijn. Maar dat konden de volgende dag niet verwachten. We hielden nog steeds de optie open om in Camp d’Argent of Sospel de bus naar Menton te pakken. Het was tenslotte nog steeds vakantie!!


Dag 13

Vanmorgen om half 8 waren we alweer op weg. We hebben gedag gezegd tegen Naïs. Die gaan we deze wandeling niet meer zien. Onder uitzwaaien van de huisbok mochten we weer aan de wandel. Het wandelen viel me steeds zwaarder. Mijn knieën en enkels waren wat dik en voelden stijf. Ik was die keien zat!

Enfin. Vandaag stonden er weer twee toppen op de planning. De Baisse du Basto (2.693m) en de Baisse de Valmasque ( 2.549m). Op de weg naar de eerste werden we vergezeld door gemzen en bokken. Zelfs gemzen die elkaar achterna zaten en belachelijk hard over zo’n berg renden. Hier en daar troffen we nog een sneeuwveldje, maar verder keien en blokken.

Op de blokken is niet altijd meer het witrode teken te zien. Heel even raakten we daardoor van het pad. Maar niet voor lang gelukkig. Iets voor 11uur bereikten we de eerste top. Het was warm en prachtig zonnig weer. De Cocoons bril is nog niet echt een succes gebleken. Wel opgehad dus we hebben ‘m niet voor niets meegesjouwd.

De tweede top haalden we net na 13uur. Op de top liepen twee dames steenbokken. Niet bang van ons en blijkbaar mensen gewend. Prachtig, hoewel ik denk dat ze daar vooral waren omdat ze op zoek waren naar door mensen achtergelaten etensresten. Vanaf de top begon de lange afdaling. Keien, keien, keien én: oude gravures. Gaaf, hoewel we er veel niet konden ontwaren. Met een grote bocht wandelden we om het Lac Long Superieur. We passeerden een groepje dagjesmensen die er met een gids uit waren. Eindelijk was daar de refuge. Het was er opnieuw druk, nee, gewoon teringdruk. Zelfs gezinnen met schreeuwende kinderen. Uhhh, niet echt iets voor ons. We ontmoetten er twee Nederlandse mannen.

We besloten om de volgende dag nog naar Camp d’Argent te lopen en daar onze wandeling twee dagen eerder dan gepland te eindigen. En dus niet door te lopen naar Sospel en Menton. Het werd steeds warmer en de kans bestond om op het laatste stuk veel vluchtelingen tegen te komen (verdrietig). Eigenlijk waren we er gewoon klaar mee. Het was tijd voor vakantie!!


Dag 14

Vanmorgen stond de hele goegemeente in de refuge tegelijk op. Wat een chaos. Het ontbijt was sober en we wilden gauw wegwezen omdat het erg warm zou worden. We moesten naar de Pas de Diable (2.340m). Gelukkig was het pad nog steeds keiig (zucht), maar we hoefden ditmaal niet te klauteren. In de Merveille Vallei werden we aangesproken door een ranger. We mochten onze ijzeren stokpunten niet gebruiken tot aan de pas. Blijkbaar hadden we een bordje met die aanwijzing erop gemist. Okee,dan niet. Vanaf de pas gelukkig weer wel. Daar begon de afdaling en met name bij het afdalen zijn stokken fijn.

Tijdens de afdaling ontmoetten we twee Nederlandse jonge vrouwen. Zij deden een 5-daagse huttentocht en waren verbaasd over dat er zo weinig telefoonbereik is in deze contreien. Een uur voor het eindpunt zagen we Ludger en Willem weer, die gisteren ook in de refuge zaten. Zij zouden ook in dezelfde gîte in Camp d’Argent verblijven.

We legden het laatste stuk af en kwamen in Camp d’Argent aan bij een restaurant met springkussen. Ook gek hoor, na zoveel natuur ineens een springkussen in de bewoonde wereld. De gîte ging pas om 16u open, dus hebben we toch maar wat gedronken bij dat restaurant. We zijn niet op het springkussen gegaan 🙂 Twee Franse wandelaars die ook van de refuge kwamen vergezelden ons en wat later kwamen ook de twee Nederlandse mannen erbij. We hebben de spullen en het eten dat wij niet meer nodig hadden aan hen gedoneerd. Naïs kwam onverwacht ook hier aan en kampeerde in de tuin. Leuk!

Openbaar vervoer was er niet in Camp d’Argent hier niet. Hoe we de volgende dag in Sospel konden geraken was nog even de vraag. Maar…wie dan leeft die dan zorgt!


Dag 15

We hadden al besloten dat het wandelen klaar was. het was tijd voor vakantie na zo’n 160km wandelen in de Alpen. In alle vroegte hebben we Willem en Ludger uitgezwaaid. We zijn na het ontbijt samen opgelopen met Naïs. Zij ging onderweg naar Sospel. Wij moesten nog even kijken hoe we daar en eventueel naar Menton moesten komen. Volgens de mevrouw van de gite was de beste kans een lift op het Col Turini kruispunt. Iets van anderhalve km lopen. Daarheen dus.

Daar aangekomen bleek Col Turini volledig verlaten. We dachten even om een uber taxi te bestellen, maar dat lukte niet; er waren geen obers beschikbaar (dûh!). Ineens draaide er een auto met Belgisch kenteken het kruispunt op. Met mijn charmantste lach lukte het een een lift naar Sospel te krijgen. Yeah! Superaardig van hen en we moesten op de foto.

In Sospel aangekomen zijn we op zoek gegaan naar de bushalte, waar direct ook onze bus aan kwam. We zijn maar direct ingestapt en voor €3,60 voor ons twee (!) konden we naar Menton, dat bijna een uur rijden was. In de bus hebben we een hotelkamer voor Menton geboekt.

Daar aangekomen konden we, hoewel het pas 12u was, toch direct inchecken in het hotel. Van het hotel kregen we ook een set badhanddoeken en binnen een half uur na het inchecken lagen we op het strand. Zo zit je op een Alp en zo lig je in de Zee. 🙂 Geweldig. Niet dat we van die zonaanbidders zijn, maar een beetje herstel hadden we wel nodig. De zee was heerlijk. We zijn de sleutels van de auto gaan ophalen en hebben de rugzakken daar in gelegd. Vanaf nu liepen we zonder ballast.


Wordt vervolgd

De wandeling was nu wel over, maar de vakantie nog niet. Nu moesten we bedenken wat we met de resterende dagen zouden gaan doen. In ieder geval niet teveel wandelen en veel met de auto! 🤣 Naar Italië met de auto en onderweg terug naar huis nog een speciale missie. Maar daarover meer in een volgend blog. Dat is deel 4 en het laatste blog dat betrekking heeft dit avontuur.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Scroll naar boven